Menu
Geschiedenis NVU
Partijprogramma
Raad van Bestuur
Kringleiders
GJN
Demonstraties
Toespraken
Verkiezingen
Folders
Frisse Blik
Scholingsartikelen
Vaderlandse geschiedenis
Wij Europa
Striptekeningen
Donaties en betalingen
Links-radicaal in beeld
Olivier van Noort 1558 - 1627
Olivier van Noort, bijnaam “de blonde”, werd in 1558 geboren in Utrecht en was de eerste Nederlander die de wereld rond zeilde.
Slechts drie mannen waren hem voor gegaan: Cavendish, Magelhaes en sir Francis Drake. Hij had volgens eigen zeggen al vele reizen gemaakt en zijn fortuin vergaard op een reis naar Indië. Hij was herbergier van herberg “de Sampson” en trouwde met Margriet Pietersdr. van de “Gulden sleutel”. Gezien zijn hand van schrijven zal hij een redelijke opleiding genoten hebben, maar er is weinig van zijn vroege leven bekend. Vanaf 1594 vertrokken er meerdere expedities met als doel: verkennen of het mogelijk was via de poolstreken China en Japan te bereiken. Een van deze beroemd geworden expedities, die eindigde op Nova Zembla, liet zien dat een Noordoostelijke passage geen optie was! In de daaropvolgende jaren wist Van Noort twee kooplieden, Gerrit van der Buijs (R.) en Jan Benning (A.), te interesseren voor een expeditie naar Azië. De drie mannen investeerden 200.000 Florijnen in “de Magellaense Compagnie”, Een van de voorlopers van de V.O.C. De Staten-Generaal kon echter niet in genoeg kanonnen, kogels en kruit voorzien dus Van Noort leende twee kanonnen van de stad Utrecht en kocht van zijn eigen geld twee kanonnen van een particulier. De expeditie had meerdere doelen: Portugal en Spanje domineerde de zee, en zodoende de handel, dus was het financieel aantrekkelijk om de producten zelf uit Azië in te voeren, (peper was tenslotte “peperduur”) en men zocht naar nieuwe informatie voor onze kaartenmakers. Hoofddoel was echter de kaapvaart, zoals de op wit perkament met gouden letters geschreven kapersbrief van prins Maurits laat zien.
Aanvankelijk zouden er twee schepen uitgerust worden, maar al gauw ontstond er een Rotterdamse en Amsterdamse tak, beide met een schip en een kleiner jacht. De Rotterdamse schepen vertrokken op 12 augustus 1598 uit Hellevoetsluis en de Amsterdammers twee weken later omdat zij de schepen verkeerd hadden geladen. Totale bemanning: 248 man, dagrantsoen: 250 gram brood, 1 kan water en 2 kopjes wijn. Vrijwel direct ontstond er onvrede over het gedrag van vice-admiraal van llpendam en zes man besloten voor de kust van Engeland te deserteren in een grote sloep. Over de Atlantische Oceaan, tussen de Canarische eilanden door, ging men “bij Zuid-West” om. Eind december begon men met de oversteek naar Brazilië, alwaar men op 9 maart 1599 Rio de Janeiro zag. Varend langs de eilanden gingen de schepen naar de Straat van Magellaan. Men besloot echter vanwege de winterkou te overwinteren op st. Helena maar zij misten het eiland, en voeren toen maar naar st. Clara.
Helaas was “de Eendracht” inmiddels zo lek als een mand en men besloot hier de lading over te laden en het schip in brand te steken. Op 28 december 1599 werd vice-admiraal van llpendam vanwege ongehoorzaamheid op 1 van de eilanden achtergelaten. De reis ging verder langs Chili waar men goede handel met de indianen dreef (bewerkt ijzer was zeer gewild) . Voor de kust van Santiago werden de Spaanse schepen “Los Picos” en de “Bon Jesus” veroverd. Later bleek dat de Spanjaarden tijdens de achtervolging 5100 kilo goud in zee hadden geworpen. Het schip “Frederik Hendrik” liep aan de grond bij de kust van Ternate. De koning aldaar kocht het hele schip terwijl het nog vastgelopen in zee lag. De reis vervolgde zich naar Manilla en Java waarbij andere schepen werden overvallen voor proviand. Voor de kust van Manilla raakten zij in gevecht met Spaanse schepen. Geënterd door zeven maal zoveel woest schreeuwende, vergulde helmen en schilden dragende vijanden, vochten de Hollanders de hele dag als leeuwen. Onder dreiging van Van Noort dat hij het buskruit zou aansteken, wonnen de uitgeputte mannen en lieten het Spaanse Admiraalsschip met vierhonderd man aan boord zinken terwijl hun eigen schip ook in brand stond! Het jacht “de Eendracht”, met negentien man erop, werd wel door de Spanjaarden veroverd. De zes mannen moesten naar een klooster en zij moesten zich bekeren tot het Katholicisme en werden toen gewurgd en als dank netjes begraven. Een held, Lambert Biesman, weigerde. Hij werd vervloekt, gewurgd en zijn lichaam werd in zee geworpen. Met algemene stemmen besloot men terug te keren, geen ankers, goede touwen en andere benodigdheden meer hebbende. Langs Kaap “de goede hoop” ging de reis terug, weer langs st. Helena waar men ververste en de vloot van Jacob van Heemskerck tegemoet zeilde.
Op 26 augustus 1601 kwam men met het nog enige schip, “de Mauritius”, aan in Rotterdam waarvan vijfenveertig man de reis hadden overleeft. Heel Rotterdam liep uit in grote vreugde en zij werden feestelijk onthaald. Door schulden moest hij echter zijn herberg verkopen en weer gaan varen. Ditmaal als kapitein en raadgever bij de oorlogsvloot naar Spanje en Portugal. Zijn beloning bij terugkeer? Een gouden ketting en 100 rijksdaalders. Hij vestigde zich in Schoonhoven (hier staat ook een mooi beeld van hem), waar hij in februari 1627 overleed. Hij is aldaar begraven in de Grote of Bartholomeuskerk. Van de twee stukken geschut die hij leende van Utrecht en na zijn reis teruggaf, raakte er een in Schoonhoven verzeild. Daar werd het kanon in 1775 omgesmolten tot een nieuw klokkenspel voor het stadhuis. Een klok draagt het opschrift : “mijn schor geloey op reys, van dapperen Van Noort, klinkt na een lange rust, thans in een fray akkoort”.
Vincent de Kam.